Ga naar de hoofdcontent
EXIT ABOVE (naar de storm) Anne Van Aerschot

EXIT ABOVE (naar de storm) Anne Teresa De Keersmaeker, Meskerem Mees, Jean-Marie Aerts, Carlos Garbin / Rosas

wo 21 & do 22 juni 2023 / 20.00 / Concertzaal

Inleiding door Pieter 'T Jonck (op wo 21) en door Steven De Belder (op do 22) om 19.15 uur


Inhoud

 

 

Foto (c) Anne Van Aerschot

Dit event werd mede mogelijk gemaakt door  Port of Antwerp Bruges

 

NIEUW IN HET PROGRAMMA!
Net toegevoegd aan het programma voor 2023/24: Creatie 2024 op 18 en 19 juni 2024. Voor deze nieuwe danscreatie laten Anne Teresa De Keersmaeker en Radouan Mriziga zich inspireren door De vier jaargetijden van Antonio Vivaldi. Lees hier meer.

 

De voorstelling op 22 juni is een feestevent van The Keys
Een internationaal programma op het Concertgebouwpodium, de kwaliteitsgarantie van de uitstekende piano’s en de ondersteuning van jonge artiesten? Als lid van The Keys maakt je dit mee waar. En je geniet mee vanop de eerste rij! We danken onze leden van harte voor hun engagement!Interesse om lid te worden? Lees meer op the-keys.be

Biografieën

Anne Teresa De Keersmaeker (BE) maakte haar eerste choreografie Asch in 1980, na haar studie dans aan Mudra in Brussel en de Tisch School of the Arts in New York. Twee jaar later ging Fase, Four Movements to the Music of Steve Reich in premiere. In 1983 richtte De Keersmaeker in Brussel het dansgezelschap Rosas op, tijdens de creatie van de voorstelling Rosas danst Rosas. Sindsdien berust haar choreografische werk op een nauwgezette verkenning van de band tussen dans en muziek. Met Rosas (BE) creëerde ze een omvangrijk oeuvre dat gebruik maakt van muzikale structuren en partituren uit verschillende tijdperken, van oude muziek tot hedendaagse composities en popmuziek. Haar choreografische praktijk ontleent ook vormelijke principes aan de geometrie, wiskundige schema’s, de natuur en sociale structuren, resulterend in een unieke kijk op de beweging van het lichaam in tijd en ruimte. In 1995 richtte De Keersmaeker in Brussel de school P.A.R.T.S. (Performing Arts Research and Training Studios) op, in samenwerking met De Munt.

Meskerem Mees (BE) is singer-songwriter. In 2019 won ze het podiumconcours Sound Track. Een jaar later bracht ze de debuutsingle Joe uit die op #1 in De Afrekening op Studio Brussel belandde. In 2020 won ze bovendien Humo's Rock Rally die ze eveneens wist te winnen. Ze maakt bluesy folkmuziek die ze naar eigen zeggen aanvankelijk vooral voor zichzelf schreef. In EXIT ABOVE is ze voor het eerst te zien als danser.

Jean-Marie Aerts (BE) is rockgitarist en producer. Hij is vooral bekend geworden als lid van de Belgische band  T.C. Matic, maar werkte gedurende zijn carrière ook als gitarist in het theater bij onder andere de KVS.

Carlos Garbin (BR) werkte eerst als choreograaf met lokale jongeren Brazilië. In 2004 verhuisde Carlos naar Brussel, waar hij in 2008 afstudeerde aan P.A.R.T.S.. Hij danste in heel wat creaties van Anne Teresa De Keersmaeker/Rosas en werkte ook mee aan voorstellingen van andere kunstenaars, waaronder David Zambrano, Gabel Eiben en Lara Barsacq. Carlos Garbin speelt al meer dan tien jaar country blues gitaar. Hij reisde meerdere malen naar de Verenigde Staten, om er te studeren en op te treden en speelde gitaar in meerdere Rosas-producties, waaronder The Song, Golden hours, Twice en Dark Red- Kolumba.

 

 

 

Cast & credits

Anne Teresa De Keersmaeker: choreografie
Abigail Aleksander, Jean Pierre Buré, Lav Crnčević, José Paulo dos Santos, Rafa Galdino, Carlos Garbin, Nina Godderis, Solal Mariotte, Meskerem Mees, Mariana Miranda, Ariadna Navarrete Valverde, Cintia Sebők & Jacob Storer: dans & creatie
Meskerem Mees, Jean-Marie Aerts & Carlos Garbin: muziek
Meskerem Mees & Carlos Garbin: uitvoering muziek
Michel François: scenografie
Max Adams: licht
Aouatif Boulaich: kostuums
Meskerem Mees & Wannes Gyselinck: tekst
Wannes Gyselinck: dramaturgie
Cynthia Loemij & Clinton Stringer: repetitieleiding
Anne Van Aerschot: artistieke coördinatie & planning
Martine Lange: assistentie artistieke directie
Jolijn Talpe: tourmanager
Freek Boey: technische directie
Jonathan Maes: assistentie technische directie
Jan Balfoort & Quentin Maes: techniek
Alex Fostier: geluid
Emma Zune: coördinatie kostuums ad interim
Els Van Buggenhout: assistentie kostuum, kleedster
Chiara Mazzarolo & Martha Verleyen: naaisters

productie: Rosas
coproductie: Concertgebouw Brugge, De Munt (Brussel), Internationaal Theater Amsterdam, Le théâtre Garonne (Toulouse), GIE FONDOC OCCITANIE (Le Parvis Tarbes, Scène nationale ALBI Tarn, Le Cratère Alès, Scène nationale Grand Narbonne, Théâtre Garonne)
Met dank aan Baptiste Alexandre, Naomie Bentein, Bert De Swert, Michel Dierickx, Steven Fillet, Nicolas Fiszman,  Ann-Sofie Merlier, Miet Ongena, Tom Pauwels, Jean-Luc Plouvier, Olivier Thys, Alexandra Verschueren
Met de steun van of Dance Reflections by Van Cleef & Arpels
Deze productie wordt gerealiseerd met de steun van de Tax Shelter van de Belgische Federale Overheid, in samenwerking met Casa Kafka Pictures - Belfius.
Rosas wordt ondersteund door de Vlaamse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en door de stichting BNP Paribas.Wereldpremière 31 mei 2023, Théâtre National Wallonie-Bruxelles, Brussel
gepresenteerd door Théâtre National Wallonie-Bruxelles, De Munt | La Monnaie, Kaaitheater en Kunstenfestivaldesarts

--

EXIT ABOVE
after the tempest / d'après la tempête / naar de storm

 

Interview

 ‘Als je verdwaald bent, is het goed om op je stappen terug te keren.’

 

 

 In EXIT ABOVE keert Anne Teresa De Keersmaeker terug naar de primaire vorm van menselijke beweging – wandelen – en naar de oorsprong van de Westerse popmuziek: de blues. Muzikaal wordt ze geflankeerd door singer-songwriter Meskerem Mees (1999) en producer-gitarist Jean-Marie Aerts (1951).

Anne Teresa De Keersmaeker: Ik heb de laatste jaren heel veel met klassieke muziek gewerkt, met Bach natuurlijk, met muziek van de 14e eeuw tot de hedendaagse muziek van Grisey en Reich. Muziek is altijd mijn eerste partner geweest, mijn leermeester ook. Tegelijk ben ik ook op regelmatige tijdstippen een relatie met popmuziek aangegaan. Popmuziek blijft voor mensen toch in essentie dansmuziek. Popmuziek omvat bovendien heel veel elementen die mij interesseren: er is de puls die doet dansen, de melodie en het lyrische, er is tekst, iemand spreekt je aan.
Laatst was ik mijn verzameling LP’s aan het opruimen en vond ik een zwarte vinylplaat waar een handgeschreven briefje uitviel dat ik nooit had gelezen, getekend: Jean-Marie Aerts. Met de vraag: wil je hier eens naar luisteren? Interesseert deze muziek jou? Dat was in 1996. Ik ben mijn carrière begonnen in 1982, we luisterden toen naar muziek van Talking Heads en TC Matic. Dat is de muziek waarop we in Brussel gingen dansen na het werk, wat ook dansen was, en toch is het anders. Op dat briefje stond enkel een nummer van een vaste lijn, en een faxnummer. Dus heb ik gebeld, en Jean-Marie nam op.
Jean-Marie Aerts: Dat was wel even schrikken, ik had dat telefoontje niet verwacht.
De Keersmaeker: We zijn beginnen praten, over blues, over Robert Johnson, John Lee Hooker, Muddy Waters. Ik wist al snel dat ik ook een stem wilde, popmuziek is storytelling, ik wilde een verhaal vertellen. Maar het moest een vrouwenstem zijn. Ik had YouTube-filmpjes van Meskerem Mees gezien en dacht: ja, dat is echt, dat is authentiek. Dus vroeg ik op een gegeven moment bij Jean-Marie of hij Meskerem Mees kende. Ja, zei hij, je hebt gelijk, met haar wil ik werken.
Aerts: Meskerem steekt er bovenuit. Er zijn veel nieuwe goeie vrouwenstemmen op dit moment, maar Meskerem heeft iets bijzonders.
Meskerem Mees: Dankuwel.
Aerts: Ik herinner me een filmpje waarin Meskerem een concert gaf terwijl Pete Doherty vanuit de coulissen toekeek. Je zag dat hij zwaar onder de indruk was.
Mees: Hij was ook zwaar onder invloed toen. (lacht)
De Keersmaeker: We zijn best snel met ons drieën in de studio van Jean-Marie beginnen werken, vertrekkend vanuit de blues, maar even goed rond beats en bpm’s (beats-per-minute). We ontwikkelden een structuur waarin we de verschillende tempo’s al verdeelden. Vrij snel grepen we naar Shakespeare, om lyrics te hebben. Geen evidente combinatie, maar het werkte. (tegen Meskerem) Wat dacht jij eigen toen ik jou belde?
Mees: Ik was superblij. Vooral toen ik hoorde dat het over blues ging. Ik ben opgegroeid met de muziek van mijn vader: Leadbelly, Mississippi John hurt, Robert Johnson. Ik kende jullie werk niet goed, maar ik was al snel heel erg onder de indruk.
De Keersmaeker: Eigenlijk gingen Meskerem en Jean-Marie samen een soort soundtrack maken, alles opgenomen.
Mees: Maar ik wilde graag meedansen.
De Keersmaeker: Waarom eigenlijk?
Mees: Ik heb nu twee jaar kunnen touren met mijn eigen project, altijd met hetzelfde materiaal. Dat was heel fijn, ik ben enorm dankbaar. Maar om nieuwe muziek te kunnen maken moet je afstand kunnen nemen van het materiaal dat er al is, dat lukt niet als je blijft touren. Ik miste een uitdaging – ik weet dat het klinkt als een luxeprobleem. Maar dit – zingen en dansen in een Rosas-voorstelling – is helemaal wat ik nu nodig heb: iets wat ik nog nooit heb gedaan, wat ik wellicht nog niet kan, al wil ik er de volle honderd procent voor gaan.
De Keersmaeker: Meskerem wordt live bijgestaan door Carlos Garbin, ex-Rosas danser en bluesgitarist. Minimale blues – gitaar en stem – spelen we uit tegen de sterk dance-georiënteerde backing tracks. Dat spanningsveld is denk ik ook typisch voor de geschiedenis van de popmuziek, die de geschiedenis is van het opnemen van muziek, maar altijd met het verlangen naar aanwezigheid, naar presence, naar hoe muziek klinkt als je het live zou meemaken.

We hebben net onze eerste dag achter de rug met alle dansers. Hoe voelde dat Meskerem?
Mees: Nu vooral heel pijnlijk (lacht), ik heb letterlijk overal pijn. Maar ik vind het heerlijk: de discipline, het opwarmen, dan uren dansen, enkel dit moeten doen. Ik voel nu aan alles: ik heb niet het lichaam van een getrainde danser, maar de komende maanden wil ik daar naar toe werken: dat ik twee uur geconcentreerd kan dansen zonder bezig te hoeven zijn met armen of benen die pijn doen. Tegelijk vind ik het ook ontzettend inspirerend om zo uit mijn comfortzone te zijn. Al voel ik toch ook: de relatie tussen dansen en muziek is erg intiem, het zijn twee manieren om met heel gelijkaardige impulsen om te gaan. Het verschil is wellicht dat dansen je helemaal op je lichaam terug werpt, of in elk geval: je uit je hoofd haalt. Dat is heerlijk.

Jean-Marie, hoe kwam Robert Johnson en de blues op het pad van een jongen uit Zeebrugge?
Aerts: In Zeebrugge was Engeland toen heel dichtbij. Gewoon de boot op, en enkele uren later stond je in een platenzaak in Londen door de vinyl te snuisteren. We gingen voortdurend heen en weer, en kwamen terug met platen van The Cream, met Eric Clapton, met de blues van John Mayall en Peter Green. Zij speelden elektrische blues, maakten de blues terug populair – ‘pop’ dus. Je gaat dan graven naar waar ze hun mosterd haalden, en dan kom je automatisch bij de Amerikaanse bluesartiesten uit, Robert Johnson die eigenlijk een van de laatsten was van een generatie, heel veel stijlen beheerste, en als een van de eersten ook opnames als bron had. Robert Johnson werd een soort muzikale voorvader van me. In mijn studio werk ik tussen twee posters, de ene is van Billie Holiday, de andere van Robert Johnson. Mijn twee beschermengelen. Zodat ik geen stommiteiten doe in mijn muziek. Ze houden mij op het juiste pad, ze zorgen ervoor dat wat ik doe authentiek is, dat het echt is, dat er plezier in zit ook. Maar Robert Johnson heeft een heel ander leven geleid dan ik, gevaarlijker, korter ook. Hij was een ladies man, je ziet dat ook op de foto’s: met zijn pak en zijn gitaar. Hij is vergiftigd door een jealous husband.

Anne Teresa, wat maakt blues voor jou tot een goed uitgangspunt voor een dansvoorstelling?
De Keersmaeker: Ik ben in 1982 begonnen met minimalisme, de muziek van Steve Reich, de minimale beats van Rosas danst Rosas. Evoluties gaan bij mij vaak in cirkels: less is more, denk ik meer en meer, terug naar de bronnen, naar the real thing. De verpakking en de tierelantijntjes ervan af halen, maximaal inzetten op de capaciteiten van het menselijk lichaam (stampt met haar voeten, fluit), op wat de stem kan. Mijn fascinatie voor de blues ligt ook daar: die oude bluesartiesten speelden onversterkt, stampten op een houten podium voor het ritme, en ze zongen en speelden luid – ze howlden – om boven de dansende mensen te raken.
Aerts: En ze gebruikten claves om elementaire beats te maken. De slaven moesten balken aaneen timmeren met een soort van houten cilinders, claves. Ze namen die mee naar huis en maakten er ritmes mee, heel belangrijk ook in de muziek van de Caraïben. Blues is in de eerste plaats muziek van zwarte slaven die vrijheid vonden in hun eigen muziek.
De Keersmaeker: Blues gaat over verdriet en vreugde, mijn verdriet, mijn vreugde, maar ook: ons verdriet, onze vreugde. Individueel én collectief: dat spanningsveld is cruciaal voor mij. Blues is alchemie ook: je zingt over je verdriet, maar door er met anderen over te zingen transformeer je het tot een kracht, tot iets vreugdevols. Dat is de bron van de blues, van pop, misschien ook van alle kunst. Als je het niet kan zeggen, dan zing je het. Als je het niet kan zingen, dan dans je het. Maar ik wil niet nostalgisch doen: de geschiedenis van popmuziek is ook de geschiedenis van technologie, van muziekproductie, van opname, van adding fire: versterking, klankmanipulatie, klankcaptatie.

Dat spanningsveld tussen muzikale eenvoud en technologie zoek je bewust op.
De Keersmaeker: Ik ontken technologie niet. Ik zit hier niet toevallig tussen Jean-Marie en Meskerem, een meesterproducer en iemand die alleen al met haar stem, zonder versterking, heel indringend is. Ik wil die twee juist tegenover elkaar uitspelen, om de vraag te stellen: wat is onze relatie tot technologie, tot wetenschap, wat is ons gereedschap nu om dat feest, die reflectie, die troostzang tot stand te brengen. Zeker met het oog op de ecologische urgentie, die ook voortvloeit uit ons gebruik van technologie.

Ik weet dat schoonheid als ouderwets gezien wordt, en toch hebben we er meer dan ooit nood aan.

Je werkt met een groep van twaalf jonge dansers, met Meskerem, ook jong.
De Keersmaeker: Alles is polariteit. Ik werk vaak met oudere dansers, dan weer met jongere makers. Ik hou ook van de vermenging van oud en jong – denk aan Meskerem en Jean-Marie. Ik hou ook van de grotere groep, waarin je automatisch een spel krijgt tussen het individu en het collectief. Ik ben heel gehecht aan die relaties: het is heerlijk om alleen te dansen, heerlijk ook om in duo te dansen. Van zodra je in trio danst, krijg je rivaliteit, krijg je territorium, wisselende coalities, krijg je contrapunt. Maar the party is with everybody. Dan is de cirkel rond – maybe a broken circle, met het publiek erbij een halve cirkel. Of het nu strijkkwartetten zijn, een symfonisch orkest, of een groep dansers: zo’n halve cirkel is altijd ook een uitnodiging naar het publiek om de cirkel rond te maken, om mee te bewegen. Uiteindelijk wordt er daarom toch kunst gemaakt? Om samen te treuren en samen vreugde te vieren. Van de schoonheid en de troost. Kunst, en zeker muziek en dans, zijn een healing power. Dat was bij Apollo al: de god van muziek én geneeskunst.
Ik weet het wel, en Lucebert zei het al: in deze tijden heeft schoonheid haar gezicht verbrand, alles van waarde is weerloos. Ik durf dat toch nog steeds doen: to bet on beauty. Bij Bach is schoonheid harmonie. Dat komt van een Grieks woord dat eigenlijk betekent ‘dat wat samen werkt’ – zoals het mechanisme van een klink, de teugel van een paard, het gewricht van een schouder. Dat heeft op zich niets met esthetische opsmuk te maken. Ik weet dat schoonheid als ouderwets gezien wordt, en toch hebben we er meer dan ooit nood aan: onze relatie met de natuur is verstoord, we denken er buiten te staan, maar we staan er midden in, maken er deel van uit, samen met planten, dieren, grondstoffen, lucht en water. De harmonie is zoek. Misschien daarom ook nu werken met jonge dansers, met mensen die nu jong zijn, op dit keerpunt. Dans is voor mij ook ‘samen werken’ tussen generaties. Dat levert zoveel op. Dat was vroeger bij de boeren ook zo: je hebt de geestdrift en de werkkracht nodig van de jongere generaties, de ontdekkingsdrift ook. Maar dan is er ook de oudere boer die zegt: je moet nu nog niet oogsten, het is te vroeg. Dat heen-en-weer tussen generaties, die overdracht van kennis is nodig. L’union fait la force, laten we ons focussen op wat we delen, op wat we elkaar kunnen geven en leren.

Opgetekend voor Concertgebouw Brugge door dramaturg Wannes Gyselinck op 9 januari 2023

 

'Er bestaat een schilderij van Klee dat Angelus Novus heet. Daarop staat een engel afgebeeld die eruitziet als stond hij op het punt zich te verwijderen van iets waar hij naar staart. Zijn ogen zijn opengesperd, zijn mond staat open en zijn vleugels zijn uitgespreid. Zo moet de engel van de geschiedenis eruitzien. Hij heeft het gelaat naar het verleden toegekeerd. Waar voor ons een aaneenschakeling van gebeurtenissen verschijnt, ziet hij één grote catastrofe die onafgebroken puinhoop op puinhoop stapelt en ze hem voor de voeten smijt. Hij zou wel willen stilstaan, de doden wekken en het verpletterde samenvoegen. Maar een storm waait uit het paradijs die in zijn vleugels blijft hangen en zo sterk is dat de engel ze niet meer kan sluiten. Die storm drijft hem onstuitbaar de toekomst in, die hij de rug toekeert, terwijl de puinhoop vóór hem tot de hemel rijst. Wat wij de vooruitgang noemen is die storm.'
Walter Benjamin, “Over het begrip van de geschiedenis”, Maar een storm waait uit het paradijs. Filosofische essays over taal en geschiedenis, vert. door Ineke van der Burg & Mark Wildschut, Boom uitgevers Amsterdam, 2020, p. 146-147.

 

Toelichting

 

 

Achterwaarts in de toekomst vallen 

Deze tekst is geschreven te midden van het gewoel – zeg maar: de storm – die een maakproces altijd is, zeker als je iets maakt samen en in dialoog met dertien dansers. Onvermijdelijk ook in dialoog met een oeuvre dat inmiddels zestig voorstellingen omvat. In dialoog ook met een tijd die zelf stormachtig is, letterlijk en figuurlijk. De stormachtige chaos van zo’n proces is er overigens één die in grote mate moedwillig gecreëerd is. Door het bewust samenbrengen, of op spanning zetten van bronnen voor beweging die op het eerste zicht moeilijk bijeen te brengen zijn. Ik noem maar wat: de wortels van de blues én de taal van Shakespeare, blues én beats, de fragiele akoestiek van de menselijke stem – in dit geval: die van Meskerem Mees – en de meerlagig geproducete tracks van meester-producer Jean-Marie Aerts. Het spanningsveld ook, bij De Keersmaeker altijd, tussen zuivere vorm en betekenis, tussen dansen als zichtbare muziek en dansen als onuitgesproken mededeling, tussen een streven naar modernistisch-universalistische tijdloosheid (of boven-tijdelijkheid) en juist heel erg van deze tijd zijn. Wat dansen natuurlijk altijd is: helemaal in de tijd zijn. 

Wandelen richting catastrofe

Beginnen bij het begin. Dit zou eerst een ABBA-voorstelling worden – pop dus. Volgde een afdaling richting de wortels van pop: de blues. Ook qua bewegingstaal keert De Keersmaeker op haar stappen terug, naar het begin van beweging: wandelen. Beide – blues en wandelen – komen samen in Walkin’ Blues, geschreven in 1930 door Son House, maar wellicht vooral bekend van de mythische bluesartiest Robert Johnson. Maar eerst het wandelen: een beweging die tegelijk volkomen dagdagelijks en metafysisch is, in de formule van De Keersmaeker zelf: ‘de horizontale verplaatsing van onze verticaliteit, de ruggengraat, onze antenne tussen hemel en aarde’. Laat ons even bij die basisbeweging stilstaan: we staan stil, dan verplaatsen we ons gewicht naar voren, en om niet te vallen plaatsen we een voet vooruit, zoeken we een nieuw tijdelijk punt van evenwicht, om ons zwaartepunt vervolgens terug naar voren te laten kantelen. En dat nog eens, en nog eens, en sindsdien – zo’n honderdduizend jaar geleden – zijn we niet meer gestopt. Dankzij die voortgang – die we sinds de 19e eeuw De Vooruitgang zijn gaan noemen – staan we nu waar we staan: op een point of no return, in razende vaart de catastrofe tegemoet, de storm in. Maar ik loop op de feiten vooruit.

De beweging van het wandelen voert ons stapvoets terug naar wat je ook ons ‘eigenlijke’ tempo zou kunnen noemen, het ritme waarop mensen zich honderdduizenden jaren lang verplaatsten, over steppes, toendra's, gebergtes, steden, grensgebieden, langs rivierbeddingen en ringwegen. Het voert ons terug naar een van de basisritmes van ons lichaam: naast de hartslag, het ademhalen, de tred. De Amerikaanse essayiste Rebecca Solnit schrijft: ‘I suspect that the mind, like the feet, works at about three miles an hour. If this is so, then modern life is moving faster than the speed of thought, or thoughtfulness.’[1]  De menselijke geest denkt stapvoets, alles wat sneller gaat, is dus sneller dan we kunnen denken, of in elk geval: gedachtenvol kunnen denken. Wandelen heeft ook zijn eigen muziek, een cadans van schrijdende, huppelende, soms hinkende of dravende versvoeten. Niet toevallig componeerden de romantische dichters hun gedichten al wandelend.

Raven op Shakespeare 

De Keersmaeker creëert diepte in haar werk door bronnen op spanning te zetten, vaak bronnen die een historisch vergezicht openen en de lijnen van de tijd tot ver voorbij de duur van de voorstelling terug laten lopen in onze geschiedenis. Het is terugkijken om zo achterover de toekomst in te vallen. In EXIT ABOVE vond ze die historisch-ritmische tegentijd in één van haar vaste compagnons, de onuitputtelijke Shakespeare. Wat Bach is voor muziek, is Shakespeare voor de dichtkunst: nooit volledig te begrijpen, een oeuvre waar men nooit klaar mee is, en daarom voor elke tijd opnieuw een uitnodiging tot interpretatie. Het voordeel van het hebben van een oeuvre is dat je verschillende tijdspannes begint te hanteren. Die van de voorstelling – een avond – en die van al je voorstellingen bijeen, een mensenleven choreografie, die samengenomen de allures van een meta-compositie kunnen aannemen, met een begin, een midden en een einde. Dan beginnen voorstellingen elkaars contrapunt te vormen: van de in zichzelf gekeerde extase in Bibers Mystery Sonatas naar live blues-songs en beats die flirten met de affecten van rave en dance. Voorstellingen geven motieven en inhouden door. Zo eindigde de laatste grote voorstelling van De Keersmaeker met de bijna geschreeuwde recitering van een tekst van Leonardo Da Vinci, waarin hij beschrijft hoe je een storm en schipbreuk moet schilderen, in een taal die meteen ook levendige en akelig herkenbare beelden van rampspoed en de esthetisering ervan oproept. Die storm uit Forêt (2022) waaide over naar EXIT ABOVE, en dat in verschillende gedaantes. 

In de eerste plaats is er The Tempest van Shakespeare, die fungeert als ‘ijsberg’ van de voorstelling – dat wat je als toeschouwer niet kan zien, niet hoeft te zien, maar die de voorstelling tegelijkertijd een zwaartepunt geeft dat zich diep onder de oppervlakte bevindt, én die de constructie drijvende houdt. Een onzichtbare plattegrond die het gebied dat de dansvloer is mee structureert, reliëf en complexiteit geeft. The Tempest is een van de laatste stukken die Shakespeare alleen schreef, met hoofdpersonage Prospero als herkenbaar alter ego voor de toneelmaker die Shakespeare was – een tovenaar-magiër die alle theatrale truken uit de kast haalt om zijn ‘plot’ voor elkaar te krijgen. Wellicht fungeerde The Tempest zelfs als een showcase stuk om theater-mechanieken te demonstreren. De regie-aanwijzing ‘exit above’ suggereert dat personages via kranen een verticale exit konden maken – into thin air

 

The Tempest

Het verhaal is dun, de voorgeschiedenis archetypisch. Tien jaar voor het stuk begint was Prospero hertog van Milaan. Eerder dan regeren verdiepte hij zich in de kunsten, wat in de vroege zeventiende eeuw tegelijk kunst en wetenschap, maar ook magie en alchemie kon betekenen. Volgt een klassieke broederstrijd: verraden door z’n broer moet hij halsoverkop met z’n dochtertje Miranda op de vlucht slaan, scheept ’s nachts in op een gammele sloep, met als enige bagage zijn inderhaast meegenomen boeken. Prospero en Miranda spoelen aan op een eiland in de Bermuda driehoek, Prospero knecht er een lokale bewoner (Caliban, dun anagram voor 'kannibaal'), en bevrijdt de geest Ariel die hem nu dient. En dan, tien jaar later, begint het stuk met de titel: the tempest, een door Prospero opgeroepen storm die de toevallig passerende schepen van zijn broer aan splinters slaat – of zo lijkt het toch, want Prospero is magiër, maar even goed meester in theatrale special effects. De opvarenden stranden in afzonderlijke groepjes op het eiland. Doorheen het stuk treedt Prospero op als regisseur – of choreograaf – die de bewegingspatronen van de schipbreukelingen via magische manipulatie (of regie-aanwijzingen) uitzet, zodat ze zich uiteindelijk allemaal samen in een door hem getekende cirkel bevinden. Onderweg zet hij een geëlaboreerd plot op,  zoals het een toneelmeester betaamt, met Ariël als zijn toneelknecht. Er is een liefdeslijn – zijn dochter wordt verliefd op een koningszoon, er volgt vergeving, verzoening, een liefdesverbintenis. Aan het slot van zijn ‘spektakel’ laat Prospero Ariël gaan, werpt zijn magische boeken in de zee en breekt zijn staf. Hij zweert zijn magie af, en tegelijk verbreekt hij ook de theatrale illusie – ‘these our actors, as I foretold you, were all spirits and / Are melted into air, into thin air’ – deze acteurs, zoals ik je had voorspeld, waren slechts geesten die nu vervluchtigen.’ Daarna verzoekt hij, in een directe aanspreking, het publiek om ook hem – Prospero, de acteur, de schrijver, Shakespeare – vrij te laten, door te applaudisseren (één aantrekkelijke verklaring voor waarom we überhaupt applaudisseren na een voorstelling voert ons terug naar premoderne tijden, waarbij we de boze geesten, of de voorstellingen ervan, verjagen door met onze handen het geluid van donder na te bootsen – we imiteren dat wat ons angst aanjaagt en verdrijven zo onze angst. We tonen de storm, om hem te bezweren).

Wat we achterlaten

De figuur van Prospero is om vele redenen interessant: hij belichaamt tegelijk de magie van de kunst, en de wil tot mens- en natuurbeheersing van de moderne mens. Tegelijk dus waar onze tijd wellicht nood aan heeft – kunst –, én waarom we ons thans in een storm bevinden. Hij is de kunstenaar die een magische cirkel trekt in het zand, en een plek creëert – het theater – die in het beste geval kan dienst doen als schuiloord, maar ook als een plek voor collectieve reflectie, collectief mee-voelen (rouwen bijvoorbeeld), tot het verkennen en oproepen van complexe affecten die we in onze complexe tijd mogelijks nodig hebben om ons in de onvermijdelijke storm te bewegen op een manier die toch waardig en menselijk is. Affecten die mogelijks ook de storm kunnen helpen temperen. 

Zie je de dertien dansers dansen, dan zie je doelmatige ondoelmatigheid, zuiver plezier dat toch geen hedonisme is – het kost moeite, zeker het dansen, maar ook het kijken vraagt je aandacht. Die ‘investering’ van zoveel talent, tijd, concentratie en, welja, ook geld, in dertien op elkaar afgestemde dansende lichamen speelt niet zozeer in op genot, maar hoopt heilzaam te zijn. Heilzaam, afkomstig van ‘helen’, wat uiteindelijk betekent: het heel maken van iets wat gebroken is – al toont De Keersmaeker ook altijd ook de schoonheid van het gebroken-zijn, van de scherven die in prachtige patronen op de grond aan gruzelementen liggen.

Dus Prospero is zo’n trekker-van-cirkels, een kunstenaar. Maar hij is ook een wetenschapper, een moderne mens, een manipulator van mens en omgeving, iemand die de natuur en de elementen beheerst (The Tempest opent eigenlijk met wat we nu ‘geo-engineering’ zouden noemen, het oproepen van een storm en dus controleren van  het weer – sommige vooruitgangsoptimisten geloven nog steeds dat dergelijke staaltjes van technologisch ingrijpen op de natuur ons veilig doorheen de storm kunnen loodsen. Anderen zien net in die pogingen een vorm van hubris die inmiddels enkele eeuwen de storm aanjaagt). Prospero is eveneens de prototypische Europese kolonialist, die beschaving zegt te brengen, maar de autochtone bevolking tot slaaf maakt. Al herroept hij dat laatste: op het einde is enkel hij nog onvrij, bepaald door zijn attributen: de staf, zijn boeken.

Wanneer Prospero op het einde van The Tempest zijn Kunst – de magie, de wetenschap, de kunst – afzweert, dan doet hij iets waarvan we geneigd kunnen zijn te denken dat we dit ook nu moeten doen. In elk geval, doen waar een crisis toe uitnodigt: nadenken over wat je meeneemt, wat je moet veranderen, en wat je moet afzweren door het vijf vadems diep in de zee te gooien.  
Maar dat – The Tempest, het verhaal, de personages – situeert zich in de voorstelling allemaal onder het wateroppervlak, als verborgen partituur, als het verzonken deel van de ijsberg. Tipjes ervan komen aan de oppervlakte in de lyrics van Meskerem Mees. De iconografie van de personages in de kunst vormde een bron voor de fysieke retoriek, poses en frases die elke dansers afzonderlijk vervolgens vertaalden naar hun eigen lichaamstaal. Sommige scènes worden fysiek ‘verteld’, maar ook hier is de vertelling niet belangrijk, wel hoe bepaalde spanningen tussen personages leiden tot relaties in beweging, in ruimtegebruik, in al dan niet contrasterende fysieke kwaliteiten. 

Achterwaarts de toekomst in vallen


Naast The Tempest van Shakespeare woedt nog een tweede, tegelijk kleinere en grotere storm in de voorstelling. Hij werd beschreven door de Duitse cultuurfilosoof Walter Benjamin in zijn korte tekst Angelus Novus (één van de 18 Thesen “Über den Begriff der Geschichte” uit 1940). Vertrekkend vanuit een beeld van Paul Klee beschrijft Benjamin een engel – de engel van de geschiedenis – die met geopende vleugels achterwaarts de toekomst in valt, het gelaat naar het paradijs gewend maar niet in de mogelijkheid terug te keren, ‘want een storm waait uit het Paradijs’ – ein Sturm weht vom Paradiese her. Waar wij een ketting van gebeurtenissen zien – de geschiedenis – ziet de engel een catastrofe die hem de brokstukken, restanten van verwoesting en ruïnes voor de voeten slingert. En dan de flegmatische slotzin: ‘Das, was wir den Fortschritt nennen, ist dieser Sturm.’[2] Dat wat wij vooruitgang noemen is deze storm. De voorstelling is een onderhandeling met deze storm – vooruitgang, met de storm uit de The Tempest, een onderhandeling ook met de idee van catastrofe, met de idee dat de storm iets is dat ons overkomt, en met het inzicht dat wij – de Westerse mens dan bij uitstek – de storm zijn

Wat kan dans betekenen, afgetekend tegen deze omineuze achtergrond? Het zou de hoofdvraag van de voorstelling kunnen zijn. Om te beginnen dus: op onze stappen terugkeren, in het volle besef dat dat niet kan. Terug onze eerste stappen leren zetten. Wandelen is zoals gezegd een lopende onderhandeling met instabiliteit. Instabiliteit als impuls om te bewegen, door tijdelijk herstel van stabiliteit. We verplaatsen ons zwaartepunt op zo’n manier dat we beginnen vallen, een val die we breken door ons andere been, als tegengewicht, naar voor te plaatsen, en dat proces van tijdelijk evenwicht en de verstoring ervan verder te zetten. Dat benen- en voetenwerk – footwork – is vaak de basisbeweging van volksdans, van Ierse reidans over flamenco tot urban dancing. Ze wordt versneld, stationair en ter plaatse gehouden, geometrisch uitvergroot, in groep gesynchroniseerd, gesyncopeerd. Wandelen kan je vertragen – slow walk – of versnellen, en dan wordt het rennen. Bpm is alles – Beats Per Minutes. Van andante – letterlijk: in wandelpas – naar het tempo van een courante – looppas – in een cellosuite van Bach bijvoorbeeld, of het geschuifel van een breakdance shuffle

Zoals steeds creëert De Keersmaeker complexiteit uit eenvoud. Of laat ze de entropische krachten die altijd in de kiem in eenvoudige bewegingen aanwezig zijn op een gecontroleerde manier de vrije teugel. In stilstand sluimert altijd de mogelijkheid van een explosieve sprint, stilstand wordt stappen, stappen lopen, lopen rennen, lijnen worden cirkels, cirkels spiralen, spiralen ellipsen, dansers trekken als planeten hun banen, met altijd de mogelijkheid dat ze vrije radicalen worden, uit hun banen vallen, relaties aangaan, clusteren, zich organiseren tot iets wat lijkt op een tegenvoorstel. Een manier om in de storm tegelijkertijd te rouwen, in opstand te komen, maar vreugdevol.

High water blues 

Wat ik net beschrijf is een van de kenmerkende affecten uit de bluesmuziek. Blues dus: volkskunst par excellence, een medium voor storytelling, voor het uitzingen van pijn, waarbij de muziek meteen ook de healing (opnieuw: heel-maken) is van iets wat in de lyrics als gebroken wordt bezongen. De opnames van historische bluesartiesten geven de indruk dat blues een solitaire kunst is, maar wat we weten over de oorspronkelijke opvoeringscontext wijst op het tegendeel: collectief, luid want met veel mensen op de achtergrond, vandaar de nood om te howlen, om de gitaar eenvoudig te houden en hard te spelen, te stampen op houten podia waardoor de beat op een natuurlijke manier versterkt wordt. Solitair én collectief dus, geen medium voor depressie – dof, solitair, uitzichtloos – wél voor rouw: rouw richt zich op herstel, op de toekomst, en is iets wat je collectief kan doen. 

De blues heeft haar wortels in een muzikaal-spirituele traditie die op haar beurt ontstond tijdens het structureel geweld – en daaruit voortkomend nationaal trauma – van slavernij. Een rol voor collectieve verwerking van trauma speelde blues tijdens de nasleep van historische catastrofes als The Great Mississippi Flood, de verwoestende overstromingen van de Mississippi in 1927 (maar ook in 1916), waarbij bijna een miljoen mensen – vaak arm en zwart – hun huizen, familie of levens verloren. Deze catastrofes werden bezongen in blues songs als When the Levee Broke (toen de dijk brak), High Water Blues, Backwater Blues, Mississippi Heavy Water Blues en noem maar op. Ze vormen een collectief archief – een record – van hoe individuen collectief deze rampen ervoeren en te boven kwamen, een traditie van ‘zingen over De Ramp’. Het biedt een voor-beeld van hoe muziek – en bij uitbreiding kunst – ons helpt om catastrofes te overleven, niet in strikt fysieke zin, maar spiritueel-mentaal: hoe we een ramp te boven komen, terug boven water komen, individueel en collectief. 

Rays from another world

Echo’s uit dit blues-archief worden live en akoestisch gebracht door danser-gitarist Carlos Garbin en Meskerem Mees. Dat is de globale architectuur, de muzikale dramaturgie: live blues, gedeelde intimiteit van live muziek, reële akoestiek – de geluidsbron is traceerbaar. En daartegenover de zware beats van Jean-Marie Aerts, vanuit speakers, high on technology, opzwepend en vurig. Ze roepen affecten op die doen denken aan wat de betreurde cultuurcriticus Mark Fisher schreef over rave culture in zijn korte essay “Baroque Sunbursts”. Hierin denkt hij na over de politieke betekenis van rave, en doet dit aan de hand van de grote theoreticus Frederic Jameson: ‘From time to time’, schrijft Fredric Jameson, ‘like a diseased eyeball in which disturbing flashes of light are perceived or like those baroque sunbursts in which rays from another world suddenly break into this one, we are reminded that Utopia exists and that other systems, other spaces are still possible.’ [3] Die ‘flitsen van een andere wereld’ maakte Fisher, theoreticus én raver – mee tijdens de verboden raves in de vroege jaren negentig in de UK. Jonge mensen dansten zich de nacht door, tussen wanhoop en extase. Het waren kortsluitingen van het systeem dat we nu neoliberaal noemen – het There is no alternative van Thatcher werd tot kortsluiting gedanst, zodat er glimpen van een alternatief, van utopie zichtbaar werden. 
Hoe zo te dansen dat we ons dat kunnen herinneren, het alternatief, utopie? Kan je zo dansen, in groep, dat het dansen zelf een model kan worden, nee, een uitnodiging eerder, voor collectieve zelforganisatie, tegelijkertijd vreugdevol en combattief?  

 Wannes Gyselinck

[1] Rebecca Solnit, Wanderlust: A History of Walking, Verso, London, 2000, p.11.

[2] Walter Benjamin, „Über den Begriff der Geschichte“, Gesammelte Schriften, Suhrkamp Verlag, Frankfurt am Main, 1974.

[3] Mark Fisher, “Baroque Sunbursts”, Rave: Rave and its Influence on Art and Culture, ed. Nav Haq, Black Dog Publishing, London, 2016.

 

Getipt voor jou

  • di 17.10.2023 / 20.00 / Concertzaal

    Into the Hairy
    L-E-V Dance Company (Sharon Eyal / Gai Behar)

    Love Chapter 3 van Sharon Eyal en Gai Behar zette het Concertgebouwpubliek in 2021 nog in vuur en vlam. Nu maken ze de scène onveilig met hun nieuwste creatie Into the Hairy. De in Londen gevestigde artiest, producer en componist Koreless schrijft de soundtrack. Door klassieke dans met underground clubcultuur te verbinden, verleggen Eyal en Behar de grenzen van de hedendaagse dans telkens opnieuw.

     

  • za 09.12.2023 / 20.00 / Concertzaal

    Remachine
    Jefta van Dinther

    Met Remachine streeft Jefta van Dinther naar een Gesamtkunstwerk dat dans, licht, geluid en scenografie samenbrengt tot een monumentaal geheel. Centraal staat de relatie tussen mens en machine. De dansers bewegen én zingen de hele voorstelling lang op een grote draaiende schijf. Ze banen zich een weg door de tijd als een gedisciplineerd, meedogenloos en onverzadigbaar marskoor. Een evenwichtsspel tussen leiden en geleid worden, tussen autonomie en afhankelijkheid.

     

  • vr 26 & za 27.01.2024 / 20.00 / MaZ

    VOCABULARIUM
    Anne Teresa De Keersmaeker, Cynthia Loemij / Rosas

    VOCABULARIUM is een solo voor Cynthia Loemij, sinds 30 jaar een vaste waarde bij Rosas. Als dochter van een Nederlandse moeder en een Indonesische vader verkent ze de koloniale geschiedenis van Indonesië met als vertrekpunt onder meer Revolusi van David Van Reybrouck en Tot in den Dood van Jannetje Visser-Roosendaal, de overgrootmoeder van Loemij. Via een combinatie van tekst en beweging ontdekken we hoe deze verschillende lagen geschiedenissen, verhalen en herinneringen met elkaar vervlochten zijn in het lichaam van de danser.

     

  • di 18 & wo 19 jun 2024 / 20.00 / Concertzaal

    Creation 2024 (werktitel)
    Anne Teresa De Keersmaeker, Radouan Mriziga / Rosas

    Voor deze nieuwe danscreatie laten Anne Teresa De Keersmaeker en Radouan Mriziga zich inspireren door De vier jaargetijden van Antonio Vivaldi. Het uitgangspunt is de prachtige opname van Vivaldi’s ode aan de natuur door de virtuoze violiste Amandine Beyer en haar ensemble Gli Incogniti. De vier jaargetijden is een van de bekendste, meest iconische en vaakst gereproduceerde muziekstukken. De Keersmaeker en Mriziga delen behalve een grote interesse in geometrie en belichaamde abstractie, ook hun bezorgdheid over onze steeds moeilijker wordende relatie met de natuur. Kunnen we met de huidige klimaatcrisis nog spreken over vier seizoenen?

met dank aan